Wielie Elhorst

Terug naar het archief

© Peter van der Wal

Wielie is al jarenlang actief in Amsterdam, zowel binnen de kerken als binnen de LHBTQI+-gemeenschap. Hij stond al bekend als roze predikant, mede dankzij zijn roze kerkdiensten. In 2016 werd hij dat ook officieel toen hij door de Protestantse Kerk Amsterdam benoemd werd als predikant met een bijzondere opdracht voor de LHBT-gemeenschap.

Hij strijdt ook landelijk en in Europa voor de acceptatie en emancipatie van christelijke LHBT-ers. Zo brak hij onlangs nog een lans om de huwelijkse verbintenissen tussen twee mensen van hetzelfde geslacht op dezelfde wijze te voltrekken als dat van heteroparen in de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland. In 2014 werd hij ook genomineerd voor het Roze Lieverdje.

Als predikant van de Protestantse Kerk in Nederland (Amsterdam) zet hij zich met hart en ziel in! Emancipatie bij christenen voor homo’s en bij homo’s voor christenen. Wielie verdient dit, als openlijke homoman binnen een geloofsgemeenschap en als rolmodel binnen de kerk.”

Interview

‘Ik wil laten zien dat LHBT-ers gewoon bij de kerk horen. En andersom’

‘Mijn homoseksualiteit is voor mij persoonlijk in de context van geloof en kerk nooit een probleem geweest. Ik wist al jong dat ik homo was. Van meet af heb ik me druk gemaakt over de slechte positie van homo’s en lesbo’s in het Leger des Heils waarin ik ben opgegroeid. In 1984 woonden ik met mijn ouders in Middelburg. Zij waren allebei heilofficier. Activisten van de groep Roze Flikkers schreven met grote roze letters op het gebouw van het Leger des Heils: “Homo zijn is fijn”. Veertien, vijftien jaar was ik. En ik was vreselijk boos. Niet op die Roze Flikkers, maar op het Leger.

Dat gevoel voor rechtvaardigheid heb ik van mijn ouders en grootouders geërfd. Eind 1987 werd ik zelf heilsoldaat. De drang op te komen voor mensen, met name voor LHB-ers bínnen die gemeenschap, maakte onlosmakelijk onderdeel uit van mijn motivatie überhaupt om te geloven. Die twee dingen zijn voor mij nauw met elkaar verbonden.’ 

God maakt geen onderscheid

‘De worsteling die veel gelovige homo’s en lesbo’s kennen, die heb ik zo niet gehad. Ik ben wie ik ben en zo is het goed. Zo hebben mijn ouders me vanuit hun eigen geloof opgevoed. Op dit onderwerp hebben ze dat zelfs eens expliciet gezegd, nog voor ik voor mijn homoseksualiteit uitkwam. Het uitgangspunt “God maakt geen onderscheid” is de basis voor mijn zelfverzekerdheid te op dit thema.

Mensen die hun plek hebben gevonden, die niet hoeven te breken met hun geloof of met de kerk, daar wil ik graag aan werken. De kerk is voor veel mensen ook hun sociale omgeving, met name ook in de orthodoxe gemeenschap. Dat is de omgeving waarin je je familie en je vrienden hebt. Tegelijkertijd heb ik ook alle begrip voor mensen die wél een punt zetten achter hun geloof.

Dat de Pride kerkdienst gewoon als activiteit op de Pride agenda staat vind ik fantastisch. Een stukje voltooide emancipatie twee kanten op. Op vrijdag ga je feesten op het Rembrandtplein, op zaterdag sta je op een boot tijdens de Canal Parade, en op zondag zit je in de kerk om ook daar te vieren dat God je gemaakt heeft zoals je bent. Dat dat hand in hand gaat, vind ik bemoedigend.’

Onbekommerd homo én onbekommerd christen

‘Mijn eigen Roze Lieverdje? Jeetje, dat zijn er zo veel. Wat mij het meest geholpen heeft was het boekje “De Verlossing van ons Lichaam”, van de roze theologen Rinse Reeling Brouwer en Franz Joseph Hirs. Een “Flikkertheologie”. Hun gedachtegoed, dat draag ik nog steeds mee. Dat je onbekommerd homo én onbekommerd christen kunt zijn. En meer nog dat LHBT’ers van onmisbare waarde zijn voor de kerk.

En mijn vader, die heeft ook voor mij de weg geopend van onbekommerd jezelf zijn. Nadat ik voor mijn seksualiteit uitkwam, in 1987, ging hij op eigen houtje naar de doopsgezinde predikant van Harlingen. Die was ook homo. Mijn vader kwam thuis met bijna een halve meter van de SEK, het toenmalig blad van het COC. ‘Dit moet je maar eens lezen’, zei hij. Ik heb die hele stapel doorgewerkt. Eerst schaamde ik me een beetje. Ik vond het gênant dat hij dat gedaan had. Maar het was natuurlijk ongelooflijk tof van hem.”

Terug naar het archief